Ziektebestrijding

We noemen hier enkele veel voorkomende ziektes en plagen, die kunnen optreden in een bestaand gazon of na het leggen van graszoden.

Rooddraad
In het groeiseizoen kan de schimmel Laetisaria fuciformis voorkomen, bij ons bekend onder de naam Rooddraad. Er ontstaan kleine geel/bruine plekjes en als u goed kijkt treft u bij een hoge luchtvochtigheid rode draden van schimmelpluis aan. Deze schimmel treedt vaak op bij een tekort aan voeding in de grasmat.

Ook een verdichte toplaag kan hetzelfde effect geven, omdat de grasplanten dan de aanwezige voedingsstoffen niet kunnen opnemen. Meestal kan de schimmel bestreden worden door een snelwerkende stikstofmeststof te strooien. Ook het beluchten van de toplaag is aan te raden bij verdichting.

Sneeuwschimmel
In de herfst tot het voorjaar kan soms de schimmel Fusarium nivale optreden, bij ons bekend onder de naam sneeuwschimmel. Deze schimmel veroorzaakt geel/oranjebruine plekken, waarin bij een hoge luchtvochtigheid wit/grijs of roze pluis is te ontdekken. De schimmel gedijt het beste bij een hoge pH, temperatuurswisselingen, te veel stikstof die in het najaar vrijkomt en een tekort aan kalium, te weinig luchtcirculatie en verdichte grond.
Als de schimmel op grote schaal voorkomt is een chemische behandeling van de grasmat aan te bevelen.

Gelukkig is de aantasting meestal slechts in geringe mate aanwezig en groeit de ontstane schade er in het voorjaar zo weer uit. Alvorens een gazonbemesting uit te voeren ( als de temperaturen in maart beginnen op te lopen ) is het tevens aan te raden om vooraf te verticuteren, zodat het dode gras wordt verwijderd en het levende gras weer zuurstof en voedingsstoffen kan opnemen. Ter preventie adviseren wij u om in het najaar een meststof te strooien met veel kali en weinig stikstof zoals DCM Mix-6 of Gazon Pur. Ook helpt het om het gazon niet te hoog de winter in te laten gaan.

Emelten, de larven van de langpootmug
Emelten zijn de larven van langpootmuggen. Het zijn grauw-grijze larven en maximaal vier cm lang zonder poten en zonder duidelijke kop. Emelten leven overdag onder de grond in de toplaag en vreten vooral tegen de avond en in de nacht aan de plantenwortels, de stengelbasis en soms ook aan de onderste bladeren. Emelten houden van een losse en vochtige bodem. Eventueel kunt u met regelmatig rollen de bovenlaag iets verdichten wat ongunstig is voor de emelten. Emelten kunt u bestrijden door parasitaire aaltjes in te zetten.

Engerlingen, de larven van o.a. de mei-, juni-, salland en rozenkever
De larven voeden zich met de wortels van gras. De larven zijn ivoorkleurig en hebben een sterk gekromd lichaam (halve maan). Ze hebben een dik zakvormig achterlijf wat vaak grauw van kleur is. Bij ernstige schade kan de zode los komen te liggen, ook trekken engerlingen kauwen en kraaien aan die op zoek gaan naar deze lekkernij en de grasmat verder kapot maken. Engerlingen kunnen worden bestreden door parasitaire aaltjes. Deze aaltjes eten de engerlingen van binnenuit op.